
Of het een historische dag was, zal nog moeten blijken. Maar het is maandag 10 oktober zeker gelukt om aandacht te vragen voor het recht op zelfregie bij het eigen levenseinde. Die dag vond namelijk het langverwachte Laatste Wil-proces tegen de Staat plaats. De rechtbank doet uiterlijk 14 december uitspraak.
Jan Bockma
CLW en 29 mede-eisers hebben de rechter gevraagd zich te buigen over de rechtmatigheid van de wijze waarop de Staat hulp bij zelfdoding verbiedt. Hiermee wordt zelfbeschikking bij het eigen levenseinde namelijk een schijnrecht: naasten worden onnodig gecriminaliseerd en laatstewilmiddelen die een humane dood mogelijk maken zitten achter slot en grendel.
Naast enkele belangstellenden in de rechtszaal, verzamelden ongeveer 300 CLW-leden zich in hotel NH Den Haag. Zij volgden het proces via een livestream, met juridische duiding van advocaten Mark van Weeren en Emiel van Reydt. In de middag liep een grote groep van het hotel naar het Paleis van Justitie om daar symbolisch een hoed af te nemen. Hiermee werd eer betoond aan iedereen die heeft geleden onder de onverkorte handhaving van het verbod op hulp bij zelfdoding. Hierbij was veel pers aanwezig; onder andere Trouw, Het Parool, NU.nl, nos.nl, de Volkskrant, RTLNieuws, de Stentor en andere media hebben aandacht aan het proces besteed.
In de rechtszaal bepleitten advocaten Tim Vis en Martyn Schellekens namens CLW en mede-eisers dat de handhaving van het verbod inbreuk maakt op zelfbeschikking volgens het algemeen persoonlijkheidsrecht en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zij verwezen onder meer naar eerdere uitspraken in Duitsland en Oostenrijk. Ook maakten ze duidelijk dat het nodig is om te blijven waarborgen dat moord vervolgd kan worden en dat laatstewilmiddelen niet bij de drogist komen te liggen, maar dat de huidige onverkorte handhaving iedereen treft en daarmee niet proportioneel is.
De landsadvocaat stelde dat de discussie in de politiek en samenleving gevoerd moet worden, niet in de rechtszaal. Deze argumentatie werd eerder in de Urgenda-zaak gebruikt en toen verworpen. Ook zou het recht op zelfbeschikking in de euthanasiewetgeving zorgvuldig gebalanceerd zijn met de plicht van de overheid om het leven van de burger te beschermen, ook als die daar zelf ‘geen prijs op stelt’.
Daar werd tegenin gebracht dat de zorgvuldigheidsoverwegingen in de euthanasiewetgeving erop zijn gericht om de arts te beschermen tegen vervolging, niet om de mens die zijn of haar leven voltooid vindt te helpen. Er moet namelijk ‘medisch en uitzichtloos lijden’ worden vastgesteld, waardoor mensen die om niet-medische redenen hun leven voltooid vinden in de kou komen te staan. En zelfs als het lijden wél wordt vastgesteld, is een arts alsnog vrij om het verzoek te weigeren.
De persoonlijke verhalen van mede-eisers Marion van Gerrevink en Hans Peltenburg illustreerden de behoefte aan decriminalisering van hulp bij zelfdoding. Ook de voorzitter van de rechtbank ontging dit niet: ze hield de landsadvocaat voor dat een groep mensen aangeeft dat zij niet door de Staat beschermd wil worden. Maar ook al erkende de landsadvocaat dat de handhaving ‘in concrete gevallen pijnlijk kan zijn’, voegde zij eraan toe: ‘De wetgever kan niet iedereen plezieren, maar moet keuzes maken.’
In hotel NH Den Haag vatte Van Reydt het standpunt van de Staat samen: ‘Ze zeiden nog net niet dat een bepaalde groep gewoon pech heeft. Maar daar kwam het wel op neer.’