Ga naar hoofdinhoud

Op vrijdag 9 april 2021 bracht het bestuur van de Coöperatie Laatste Wil (CLW) samen met 29 eisers een dagvaarding uit tegen de Staat der Nederlanden. Inzet van dit Laatste Wil Proces is de vraag of de overheid haar burgers een menselijk levenseinde in eigen regie mag onthouden.

Op 10 oktober 2022 krijgt het Laatste Wil Proces een vervolg in de rechtbank van Den Haag. Drie rechters luisteren wat (namens) het bestuur, 29 eisers en advocaten van de Staat inbrengen. Daarna zullen de rechters in een vonnis zeggen en schrijven wat zij vinden. Dat zal nog wel even duren.

Zeven psychologen zijn bereid gevonden om de eisers te interviewen. Onderstaand leest u de ervaring van eiser Marion van Gerrevink zoals opgetekend door een van de psychologen.

Vanmorgen had ik een gesprek met mevrouw Van Gerrevink. Vanaf nu zal ik haar Marion noemen. Ik ga niet verder in op haar verhaal zoals ze dat al gedaan heeft bij haar aanmelding als lid van de CLW. Het is wel relevant te melden dat zij haar zoon door zelfdoding heeft verloren.

Die zelfdoding vond plaats in haar eigen huis. Op de ochtend van 3 mei 2010, de dag waarop zij samen naar een kliniek zouden afreizen, heeft haar zoon zich opgehangen. In die kliniek zou haar zoon worden opgenomen.

Ons gesprek richt zich voornamelijk op het begrip schade. Schade die Marion en haar zoon ondervonden door de afwezigheid van een wettelijk goedgekeurd en beschikbaar middel om in vrije wil en weloverwogen een eind te maken aan het eigen leven. Daarbij is er ook schade door het verbod op hulp bij zelfdoding.

Hulp bij zelfdoding is strafbaar. Het is begrijpelijk dat een gesprek over zelfdoding tussen moeder en kind emotioneel beladen is. Geen enkele moeder wil haar kind verliezen en elke moeder, net als Marion, zal haar best doen de nodige hulp voor haar kind te vinden.

Het is voorstelbaar dat een gesprek met haar zoon over zijn verlangen om te sterven, zijn plannen om een eind aan zijn leven te maken en de wijze waarop hij dat voor zich ziet, emotioneel nogal gecompliceerd is. Enerzijds kun je als moeder zijn wens begrijpen, anderzijds is het bij wet verboden ook maar een spoor van medewerking aan zijn dood te verlenen. Laat staan hem een middel te bezorgen waarmee hij, in het bijzijn van zijn familie, op een vredige manier zou kunnen sterven.

Kort gezegd: hulp bij zelfdoding is niet alleen strafbaar, het is ook nog op een andere manier een taboe. Alleen een gesprek al met een kind dat zelfdoding overweegt, kan gezien worden als strafbaar, omdat de suggestie gewekt zou kunnen worden dat je het als ouder ‘eens’ bent met de zelfdoding.
Maar een dergelijk onderwerp zou in alle openheid besproken moeten kunnen worden, zonder dat het betekent dat ‘hulp bij zelfdoding’ wordt geboden.

Er is ook schade, voor zowel Marion als haar zoon, door het niet voorhanden zijn van een legaal middel om een eind te maken aan het eigen leven. Vóór zijn dood, bleek achteraf, was hij al langer zijn zelfgekozen einde aan het voorbereiden. Als er een legaal middel was geweest, had hij niet in alle eenzaamheid zijn dood hoeven voorbereiden en voltrekken. Hij had met zijn moeder en de andere gezinsleden rustig zijn overwegingen kunnen delen. Die gesprekken hadden hem de verzekering gegeven dat zijn autonomie werd gerespecteerd en dat hij in waardigheid zou kunnen sterven. Een dergelijke dood, hoe verdrietig ook, had het rouwproces van zijn familieleden aanzienlijk gemakkelijker gemaakt.

Dat haar zoon een eind aan zijn leven wilde maken, daar kan ze vrede mee hebben. Wat een levenslange wond blijft, is het feit dat hij zo alleen met die daad geworsteld heeft. Juist ook omdat Marion altijd tegen hem had gezegd: “Doe het dan zonder dat je anderen daarmee belast.” Het resultaat is dat hij zich, geheel onverwacht en zonder dat zij iets wist, in haar eigen huis heeft opgehangen aan de kapstok in de gang.

Deze gebeurtenis is volgens Marion het gevolg van het verbod op hulp bij zelfdoding.

Back To Top